De Burgemeester van de Boschlaan, de voormalige Bosweg, lag in het buitengebied ten noorden van Leersum. In 1824 stonden maar een paar woningen. In deze pagina lopen we vanaf de Scherpenzeelseweg in het oosten in westelijke richting
Huis
Kaartnr: 105
Hoek Julianalaan – M.C.Verloopweg
E.J.Demoed rept in zijn boek ‘In een lieflijk landschap’ over dit huis.
De M.C. Verloopweg die in 1931 tot aan het Utrechtsespoor is aangelegd, of juister gezegd:
verbeterd is en verhard. Want deze ,,weg” gaf reeds eeuwenlang toegang tot het zich noordelijk uitstrekkende Leersumseveld. Er staan hier dan ook nog verschillende oudere huisjes, waaronder zelfs nog een met de jaartalanker 1752 in de gevel 2).
In 1824 was Jacob van de Geer, van beroep bouwman, eigenaar van dit huis 50). Het huis bestaat nog steeds in een min of meer ongewijzigde staat.
Links het beschreven huis. collectie Hans van Brenk
Huis
Kaartnr: 103
Adres
Het oorspronkelijke huis is afgebroken, wanneer is nog onbekend. In 1824 was het eigendom van Teunis Lagerweij, van beroep bouwman 50).
Nu maken we een grote sprong naar de andere kant van Leersum. Hier is het andere deel van de huidige Burgemeester van de Boschlaan. Oorspronkelijk was het de toegangsweg naar de Tombe van Nellesteyn
Tombe van Nellesteijn
Kaartnr: 103
Burgemeester van de Boschlaan ongenummerd
De toren is in 1818 gebouwd in opdracht van de Utrechtse regent mr. Cornelis Jan van Nellesteyn (1759-1832). Het monument maakte oorspronkelijk deel uit van de parkaanleg van het kasteel Broekhuizen. Ontwerper was Johan David Zocher junior (1791-1870), de beroemdste en productiefste telg uit een ware dynastie van (landschaps-)architecten.
Hij heeft, om maar eens wat te noemen, ook het Amsterdamse Vondelpark op zijn naam staan.
Pentekening van M. Mourot rond 1825. collectie Het Utrechts Archief
Cornelis van Nellesteyn heeft de toren laten bouwen als graftombe voor zichzelf en zijn nazaten, maar ook als folly, als romantische blikvanger aan het eind van een kilometerslange zichtlijn vanaf het kasteel. Vaak zijn zulke follies uitgesproken kitscherig, maar déze is architectonisch en esthetisch geslaagd te noemen! Het is een prachtig, ingetogen voorbeeld van de neoclassicistische stijl, geïnspireerd op een Romeinse tempel met pilasters en fronton. Hoewel maar 14 meter hoog, imponeert de toren toch, dankzij de ligging op het hoogste punt (36 m)van de Donderberg.
De Tombe in 1822, maker onbekend. collectie Het Utrechts Archief
Zoals een anonieme tekening uit 1882 laat zien, had de toren in die tijd geen ingang aan de voorzijde, maar was zij voorzien van grote, getraliede openingen. De ingang moet zich aan de achterzijde bevonden hebben. We zien ook dat het terrein rond de toren nog vrijwel onbegroeid was.
Omstreeks 1845 is de toren bewoonbaar gemaakt voor onderhoudspersoneel. De grote getraliede openingen van de toren werden vervangen door kleinere vensters met luiken en de onderste verdieping werd ingericht als woonkamer met bedstee.
Aan de achterzijde werd een huisje aangebouwd, waarin zich een keuken met schouw bevond.
Zo bleef de toren tot 1945 bewoond.
De aanbouw is in 1952 gesloopt.
De aanbouw en een aantal schuren
De laatste Nellesteyn, ook Cornelis Jan genaamd, stierf kinderloos in 1906.
Hij had het landgoed Broekhuizen al in 1897 verkocht, met uitzondering van ‘het kadastrale perceel sectie C nr.4B7 der gemeente Leersum’.
Dat perceel, waarop zich het grafmonument bevond, werd bij gelijke akte belast met een erfdienstbaarheid (‘servituut’) ten behoeve van de ridderhofstad Broekhuizen ‘dat daar nimmer opgaande boomen of getimmerte mogen worden geplant of daargesteld’.
Daarmee wilde Nellesteyn de zichtlijn van Broekhuizen op de toren voor de toekomst vastleggen. Het was dus de eigenaar van Broekhuizen (het’heersend erf’) die het vrijhouden van de zichtlijn kon eisen… van de eigenaar van de toren.
C.J. van Nellesteyn maakte in 1905 een testament waarin hij dit stuk onroerend goed, ruim twintig hectaren groot, aan de gemeente Leersum ‘onder den last van onderhoud van graftombe en grafkelder’. De gemeente aanvaardde in 1906 na enig rekenwerk dit legaat en was sindsdien eigenaar van de tombe van Nellesteyn, in welke rechten met bijbehorende plichten zij een halve eeuw later is opgevolgd door de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
In 1972 werd geconstateerd dat het bouwwerk, inmiddels een rijksmonument, in slechte staat verkeerde. Een ingrijpende restauratie, in 1977 voltooid, kostte de gemeente Í 125.000 (Rijk en provincie legden er samen een zelfde bedrag bij).
Helaas bleek dit geld deels weggegooid te zijn. De nieuwe pleister- en verflagen bleken niet bestand tegen vocht; het doordrenkte metselwerk had vorstschade opgelopen. De in 1997 uitgevoerde restauratie werd dus nóg ingrijpender en nóg duurder: f366.000, waarvan de gemeente Leersum 40% opbracht,
de provincie de rest. Bij deze gelegenheid zijn ook enkele bomen rond het monument gekapt, om zonlicht door te laten. ln 2010 volgde toch weer een flinke onderhoudsbeurt. Een jaar later moest de verf toch weer bijgewerkt worden. Ook zijn toen het hekwerk en de vlonders op het dak van de toren vernieuwd.
De grafkelder
ln totaal zijn er in de tombe twaalf Nellesteijns bijgezet, bouwheer C.J. van Nellesteijn zelf in 1832 als eerste. Diens kleinzoon en naamgenoot bepaalde in zijn testament anno 1905 dat de weduwe van zijn broer Willem als laatste in de tombe zou worden bijgezet en dat de grafkelder vervolgens voor altijd gesloten moest worden. Aldus geschiedde in 1917.
ln 1945, toen de Duitse bezetter de toren als uitkijkpost gebruikte, is de grafkelder nog een opengebroken geweest, maar daarna ook weer dichtgemetseld. Tijdens de restauratie van 1975-1977 is de grafkelder weer even open geweest; men trof toen de kisten met de stoffelijke resten van de twaalf Nellesteyns ‘schots en scheef op elkaar gestapeld’aan. In augustus 2011 is er bij reparatiewerkzaamheden nog even een kijkje in de kelder gedaan; toen bleken alle kisten vergaan
De zichtlijn
Erfdienstbaarheid of niet, de bomen groeiden in twintig jaar vanzelf hoog op en het uitzicht op het grafmonument ging teloor. In 1926 was dat reden voor de eigenaresse van Broekhuizen, mevrouw M. Pauw van Wieldrecht-Repelaer, om van de gemeente, als tegenprestatie voor een andere transactie, naleving van het servituut te eisen.
Dit leidde na veel onderhandelen tot een overeenkomst, waarbij alleen de zichtlijn vrij van begroeiing zou blijven, maar die verslofte in de loop der jaren ook weer. In de jaren 90 is de gemeente van diverse zijden (maar vooral door de legendarische Loes Blauw) ‘bestookt’ om de zichtlijn te herstellen. Vooral omdat er daarvoor bomen zouden sneuvelen was dit streven niet onomstreden. Bovendien onderschreef Staatsbosbeheer, als huidig eigenaar van het ‘heersend erf’ Broekhuizen, maar ten dele de eis; op het landgoed zelf staat bijvoorbeeld een monumentale Rode beuk in de weg! Ook binnen Dorp en Natuur waren de meningen verdeeld: behoud van bomen versus herstel van zichtlijn!
Uiteindelijk zijn er wat halfhartige maatregelen genomen, zoals het toppen van een aantal bomen. Tot een écht vrije zichtlijn van kasteel naar toren is het niet meer gekomen.
Bron: Kwartaalblad Dorp & Natuur 2013