Ginkel

Het gebied Ginkel werd in 777 genoemd als Villa Gengiloe en was in bezit van de Abdij van Fulda. De naam is mogelijk een samenstelling van lo bos met het Oudnederlandse gengi, dat ontstond uit het Germaanse gangja (begaanbaar). In de vroege middeleeuwen was Ginkel een eigen gerecht met een gerichtsbank en een gerichtslinde. Frederik Hendrik van Oranje kocht in 1634 de heerlijkheid Leersum van de Staten van Utrecht, waarna ook het vrij onbeduidende Ginkel met het gerecht van Leersum werd verenigd. Zuilenstein, Leersum en Ginkel werden daarop een hoge heerlijkheid. In een hoge heerlijkheid is de heer tevens bevoegd tot rechtspraak in lijfstraffelijke zaken, de zogeheten hoge jurisdictie. Deze was anders in handen van een bisschoppelijke functionaris, de maarschalk.
(bron: Wikipedia)

Zoals boven te lezen is, is Ginkel een gebied met een lange ontstaansgeschiedenis. De middeleeuwse nederzetting heeft gelegen langs de Bovenhaarweg 1). Aanvankelijk was het veelal woeste grond (veen) en bos. Het bos was eind 16e eeuw verdwenen en had plaatsgemaakt voor heide. In 1824 stonden er zeker 12 schapenverblijven in het gebied. Daar is er, aan de Bovenhaarweg, slechts één van over. Het veen werd in de 2e helft van de 16e eeuw afgegraven (zie kaart rechts van Jacob Aertsz. Colon uit 1639), wat overbleef zijn de 4 plassen van het huidige Leersumse veld. De overige schrale gronden werden verrijkt met schapenmest en omgezet naar bouwland en weide. Een deel van de Ginkelse eng is in de loop van de 19e eeuw weer bebost, ter hoogte van het huidige Ginkelduin. Om de kaart van Verstralen uit 1633 (rechts) te vergelijken met de Minuutplans uit 1824 (links), zijn de schaal en de hoek aangepast.

1: Ginkelseweg, 2: Oostelijke Haarweg, 3: de Groep, 4: Bovenhaarweg, 5: Heulweg

In 1840 bestond Ginkel uit 19 huizen met 113 inwoners en lag toen in de gemeente Leersum. Het buurtschap bestond onder andere uit de Ginkelse Bergen, de Ginkelse Duinen (nu: landgoed Ginkelduin) en het Ginkelse Veld (nu: Leersumse Veld).