Deze pagina beschrijft de panden in het centrum westelijk van de Scherpenzeelseweg.
King William, huis, erf en hooimijt
Kaartnr: 162, 163, 165, 170, 339
Rijksstraatweg 80 en 80 bis
Dit pand heeft altijd meerdere bestemmingen gekend. Nu is het in gebruik als wijnhandel
en slijterij, maar vanouds waren er verschillende functies in ondergebracht.
Behalve als woning heeft het onder andere gefungeerd als rechthuis, gevangenis en herberg met daarbij een stalhouderij. Aangenomen wordt dat het pand in 1631 is gebouwd toen prins Frederik Hendrik als heer van Zuylestein de hoge heerlijkheid over dit gebied kreeg, met de daaraan verbonden heerlijke rechten, waaronder de hoge rechtspraak.
Het gebouw is eeuwenlang in handen van de heren van Zuylestein gebleven en vervolgens is het in de negentiende eeuw aan de gemeente Leersum gekomen.
Dorpsgezicht Leersum van Jeanne Judith Dutilh 1779, naar een prent van
Paul van Liender uit 1755. collectie Het Utrechts Archief
Het pand dankt de naam King William aan een historische gebeurtenis.
Stadhouder Willem III, die tevens koning van Engeland was, wilde in 1697 een bezoek brengen aan zijn oom Willem Hendrik van Nassau, die op Zuylestein woonde.
Toen hij hem niet thuis aantrof ging hij naar de herberg om te overnachten. Een uithangbord met de naam en het portret van ‘King William’ vormde een herinnering aan deze gebeurtenis en hing jarenlang aan de voorgevel.
J.P. Houtman, prent naar een tekening van M.A. van Straaten uit ca. 1828.
collectie Het Utrechts Archief
Het rechter gedeelte van het huis was oorspronkelijk als rechthuis in gebruik en daar is bijna twee eeuwen lang recht gesproken. Na de Franse Tijd, toen de heerlijke rechtspraak verdween en een gemeentelijk bestuur werd gevormd, heeft het pand in de 19e eeuw nog enige decennia als gemeentehuis gefunctioneerd. In 1861 verhuisde het gemeentebestuur naar de villa Hoogereng (Rijksstraatweg 46).
Nadat het gemeentebestuur uit King William was getrokken, is het hele pand weer als herberg in gebruik genomen.
In 1878 werd het als ‘logement met stalhouderij, door graaf Bentinck uit Amerongen, die toen eigenaar was, aan Peter Voorthuyzen verhuurd 1).
Daarna heeft de familie Van Maanen hier vele jaren gewoond 2). Als tapper uit een latere periode is dhr. Bouwman 41).
King William, de herberg en zijn stamgasten
Op donderdagavond 5 maart 1739 zaten de Leersumers Tonis Dirksen Woudenberg en Gerrit Pietersen Cruijff in herberg ‘King William’ bier te drinken. Toen Woudenberg weigerde om het volgende glas te halen (‘Ik wil geen schelm bier brengen’) ontstond er ruzie. Cruijff sloeg Woudenberg met zijn hoed, de ander sloeg terug, Cruijff gaf Woudenberg nog een draai voor z’n kop.
Daarop bedaarden de heren en dronken verder, maar later laaide de ruzie toch opnieuw op. Omstanders zagen hoe Woudenberg tegen tienen naar buiten ging, even later gevolgd door Cruijff . Daarop klonk buiten geroep, en Cruijff bleek bebloed op de grond te liggen met een steekwond tot in het hart waaraan hij direct overleed. De chrirurgijns van Wijk bij Duurstede en Amerongen konden later bij de lijkschouwing alleen maar verklaren dat hij ‘door geen menselijke hulp te redden’ was geweest 3). Hoe dit verhaal verder gaat is te lezen in ‘Criminaliteit en rechtspraak in Leersum in de achttiende eeuw’ van Hans van Deukeren.
Bijzonderheden:
•6-1725 Frederick van den Honert drossaard contra Jan Woutersz en Huijbert Arrissen. Hij eist boete van 100 gl ter oorsake vant mestrecken op woensdag den 13e Junij 1725 des namiddags omtrent vijf uuren inde huysinge en herberge van Cornelis van Westbroek alwaar de Koninck van Engeland uythangt. [2476]
•16-4-1755 Geertruijd Bruuren wed Cornelis van Westbroek, geassisteerd met de kinderen van haar man en haar, hebben pachtschuld bij Hendrik van Nassau van de huizinge en herberge te Leersum waar de Koning van Engeland uithand en het raadhuis gehouden wordt met het land 1 morgen daarbij. Zij verkoopt hem al haar goederen. [2481, 2484]
•9-12-1766 Idem verhuurt aan Willem van Laar de huijsinge en herberge alwaar de Koning van Engeland uijthangt neffens het annexe land [2482]
•17-6-1773 Cornelis de Wijs namens Rochford verhuurt aan Willem van Laar de huijzinge en herberge te Leersum alwaar de Koning van Engeland uijthangt neffens het annexe land en ’t hout daar op staande groot omtrent een mergen. [2482]
•6-10-1796 Voorwaarden van verkoop door Rochford van een huis en herberg met het bijbehorende land groot 1 morgen. Met conditie dat het raadhuis blijft ten dienste van het gerecht dezer hoge heerlijkheden. Gelijk meede ten dienste van het Gerecht en Justitie moet blijven de kelder en het kamertie op de zolder omme haare gevangenen in te konnen bewaaren. Gepacht door Willem van Laar voor 145 gl/jr.[2482]
Schuur bij King William
kaartnr. 167
Het was K. van Maanen, die in 1907 in de bij het hotel staande schuur een waag vestigde. Deze (stenen) inrijschuur was in 1884 gebouwd als vervanging van de vroegere houten schuur, die met de daarbij staande hooibergen, in genoemd jaar in vlammen opging.
De nieuwe schuur is met de waag in 1931 in verband met verbreding van de hoofdstraat gesloopt en enkele meters noordelijk herbouwd.
Michaëlskerk
Kaartnr: 315
Rijksstraatweg 78
De Hervormde Kerk dateert uit de tweede helft 13e of het begin van de 14e eeuw. Ze wordt voor het eerst in 1312 genoemd in verband met de benoeming van Herman van Osenbrugghen als pastoor. Verondersteld mag worden, dat het een houten kerkje zal zijn geweest en dat het vermoedelijk rond 1300 in steen werd vernieuwd.
Het was een eenvoudige, bakstenen kerk, die vermoedelijk alleen bestond uit een éénbeukig schip met een smaller, lager en recht afgesloten koor. De kerk was aan de aartsengel Michaël gewijd.
Omstreeks 1500 werd tegen de westgevel van het schip een toren opgetrokken.
Tijdens deze bouwcampagne zou volgens de gegevens van een opmeting uit 1877 mogelijk ook het koor zijn opgehoogd. In 1593 heeft de kerk vermoedelijk in zeer slechte staat verkeerd. Kort voor 1689 was de kerk in Leersum grondig hersteld. Daarbij werd met name het koor onder handen genomen. De westelijke travee en de kapconstructie werden vernieuwd, en zowel bij het koor als het schip werden grote rondboogvensters aangebracht. Deze restauratiewerkzaamheden waren geïnitieerd door prins Willem van Nassau Zuylestein met als doel de verkrijging van kerkelijke zelfstandigheid.
De Staten verleenden hem het recht om een predikant te mogen benoemen. Gezien diverse historische tekeningen en prenten verkeerde het kerkgebouw halverwege de achttiende eeuw niet in al te beste staat. Omstreeks 1750 werd de kerk aan de noord-
zijde vergroot, volgens een mededeling in de Tegenwoordige Staat van 1772: ‘de kerk die
klein was, is voor enige tijd aan de noordzijde uitgelegd, zodat zij thans wel 500 menschen
kan bevatten’. Ook van der Aa refereert in zijn beschrijving uit 1846 aan deze uitbreiding
en vermeldt bovendien dat in 1819 de kerk nogmaals aan de noordkant werd vergroot. In plaats van 1819 wordt ook 1810 als jaartal van de noordelijke uitleg genoemd.
Van betekenis voor het gebruik in en rond de kerk, was in 1827 het verbod dat er niet meer in of direct rond de kerk begraven mocht worden. Hiermee kwam er een einde aan het begraven op het kerkhof, dat direct achter de kerk was gelegen.
1: 1630, A. Rademaker
2: 1730, H, Travenier
3: 1730, L.P. Serrurier
4: H. Spilman, naar tekening van Jan de Beijer uit ca. 1745
5: Jeanne Judith Dutilh, naar een prent van Paul van Liender uit 1755
6: J.P. Houtman, naar een tekening van M.A. van Straaten uit ca. 1828
Allen uit collectie Het Utrechts Archief
In de periode rond 1860 vonden er enige reparaties plaats. Onder meer werden de wijzerplaten op de toren vernieuwd. In het laatste kwart van de 19e eeuw bleek zowel de constructieve toestand van het gebouw als ruimtegebrek weer voor grote problemen te zorgen. Pas in 1895 kon met de noodzakelijke bouw- en verbouwingswerkzaamheden worden begonnen. Het resultaat was dat de kerk aan de noordzijde met drie meter werd uitgebreid ten behoeve van meer zitplaatsen en een galerij voor het orgel, dat kort daarvoor was aangekocht. In het interieur werden de kolommen verwijderd, zodat er één grote ruimte ontstond, zoals we die nu kennen.
De kerk als middelpunt van het dorp rond 1900. collectie Hans van Brenk
Het schoolhuis, huis en erf
Kaartnr: 176, 179
Rijksstraatweg naast huisnr. 78
In 1593 telde Leersum wél 15 boerderijen, maar geen school. Hoewel ook reeds in vroeger jaren de eindverantwoordelijkheid voor het onderwijs aan de kinderen bij de overheid lag, werd de uitvoering ervan als regel overgelaten aan de kerk. Het schoolgebouw lag veelal bij de kerk en de koster van de kerk had naast verschillende andere kerkelijke functies, zoals organist, klokkenluider, doodgraver en voorzanger, ook de functie van schoolmeester.
De school annex kosterswoning. collectie Hans van Brenk
In het kerkelijk visitatierapport van 1593 werd voorgesteld om van de leegstaande pastorie een goede school te maken. Maar in 1616 was de situatie nog onveranderd en het duurde tot 1750 voor men over een eigen school beschikte: één lokaal in de woning van de koster annex schoolmeester. Een bekende schoolmeester uit de geschiedenis van Leersum was Maurits Versteegh. Nadat de dorpsschool in 1861 was verplaatst naar het gemeentehuis, liet het kerkbestuur dit gebouw geheel verbouwen tot winkelhuis en catechisatielokaal,
waarbij eerstgenoemd deel werd verhuurd aan F. van Stuivenberg en in 1875 aan
P. Versteegh. In dit pand was ook nog sinds vele jaren een bakkerij gevestigd. In 1900 had A. Blankestein er zijn winkel, waar men galanterieën, koeientouw en sigaren, voor 3 cent per stuk, kon kopen. In het achterhuis was de slagerij ondergebracht 41).
Nadat deze in 1923 het gebouw had verlaten, werd het als kosterswoning in gebruik genomen. In 1927 is het schoolhuis, dat bijna midden op het kruispunt ten zuidoosten van de kerk stond, door de gemeente voor zesduizend gulden van het kerkbestuur aangekocht en gesloopt. De sloop was noodzakelijk voor een betere aansluiting van de Scherpenzeelseweg op de Rijksstraatweg 2,3).